Het avondeten blijkt opnieuw een avontuur. Eerst lopen we bijna een half uur door Ribadesella op zoek naar iets wat open is, gezellig oogt en waar de ober een beetje vriendelijk tegen ons doet, en dan ben ik er klaar mee. Ik heb trek en word kribbig. Natúúrlijk eindigen we bij het allereerste restaurant dat we gespot hadden – zo gaat dat altijd – en nemen binnen plaats in een joekel van een tent. De tafels zijn mooi gedekt en op het bord buiten staat dat we ons bevinden in een Sidreria – Marisqueria. Dat belooft wat: cider – nog nooit gehad – en vis. Op de kaart staat zo’n beetje alles wat in zee zwemt en in rivieren scharrelt, en we besluiten te gaan voor Arroz Marinero. Google Translate vertaalt het als Zeemansrijst. Ik vind het best spannend want ben niet zo’n held met zeevruchten – van mosselen krijg ik de kriebels – maar dat wordt een tandje erger als er allerlei chirurgisch gereedschap op tafel wordt gelegd. Wat hebben we in godsnaam besteld? Moeten we de vis eerst gaan opereren?
Dan komt er een vriendelijke jongen met een bord met daarop een oranje, ijzeren pan. Die zet hij op tafel, hij haalt het deksel eraf en een heerlijke geur stoomt ons tegemoet. Hij pakt twee lepels en schept de rijst op een bord, met erbij een ongelofelijke hoeveelheid krab, mossels, kokkels, scheermesjes, calamaris, en stukken vis. Piet krijgt een minstens zo vol bord, de jongen geeft ons een vriendelijk buiginkje en dan gaan we aan de slag. Pieter knijpt als een geroutineerd krabeter de stukken krab kapot en haalt er dan met het dunne vorkje kleine stukjes vlees uit, ik piel een beetje maar slaag maar matig. Gelukkig krijg ik af en toe door Pieter iets toegeworpen zodat ik niet totaal verhonger. Het is ontzettend lekker. Cider wordt van bijna 2 meter hoog om ons heen ingeschonken, maar wij houden het toch gewoon lekker bij een glaasje wijn. We proosten op het heerlijke eten en dat we hier zo fijn met zijn tweetjes mogen zijn.
Vanochtend doen we het rustig aan. We hoeven maar 20 kilometer, het wordt niet heet, dus we hebben geen haast. We gaan naar een tentje naast het hotel dat desayunos adverteert, ontbijtjes, en zitten daar te midden van half Ribadesella. Oude mannetjes slaan elkaar vriendschappelijk op de schouder, de mannen van de Guardia Civil komen met hun pistool in holster binnen voor een kopje koffie en wat zoets, en vriendinnen zitten met hun hond onder de tafel bij te kletsen. We nemen ontbijt nummer 6, een verse jus, koffie en een tostada con tomate, en besluiten onze sessie met nóg een kop koffie. We nemen een dikke plak cake mee voor onderweg, gaan dan naar de bakker om lunch te halen, en dan is het tas ophalen en gaan.
Het is een heel gevarieerde route vandaag. Van eerst een stuk over asfalt gaan we het bos in, waarna we uitkomen bij een boulevard langs het strand, om daarna de duinen in te duiken en een prachtig duinpad te lopen, en vervolgens een breed zandpad bewandelen dat omzoomd wordt door struikjes en tussen glooiende heuvels doorgaat. Even tussendoor hebben we een mindere kilometer. We lopen over een drukke weg waar eigenlijk geen ruimte voor ons is en waar we onszelf continu tegen de vangrail aan moeten plakken. De weg is bochtig, want in de bergen, en we wisselen telkens van kant om maar bij binnenbochten weg te blijven. Een binnenbocht is link, daar ben ik 13 jaar geleden achter gekomen. Mensen zijn geneigd bij een binnenbocht net even een stukje meer richting berm te rijden, en als jij daar dan loopt… Maar goed, dat weten we nu dus we lopen al zigzaggend naar het paadje dat ons weer richting een pracht van een strand leidt.
Daar lunchen we op een picknickbank en daar zien we hen opnieuw: het gezelschap van elf vrienden uit Wallonië. Gister kwamen we met een aantal van hen in gesprek toen we onze regenbroeken uittrokken, en vanochtend vroeg al lopen we tussen hen in over de boulevard van Ribadesella. De rest van de dag lijken we hen niet te kunnen lossen. Hun tempo is gelijk aan dat van ons, dus alleen door pauze te nemen raak je ze even kwijt. Koededak!, zegt één van hen elke keer tegen ons sinds hij weet dat we Nederlander zijn. De rest groet ons met een vriendelijk Bonjour en dan horen we meneer Koededak weer fluisteren dat we Nederlands zijn en helemaal vanuit Nederland zijn komen lopen. Die informatie ontfutselde hij ons gisteren en sindsdien vertelt hij dat tegen iedereen. Als we vanochtend tussen hen in een berg op lopen via asfalt en we op een gegeven moment moeten plassen, besluiten we even tempo te maken en een klein weggetje naar rechts in te slaan. Net als we – sneller dan snel – onze blaas geleegd hebben, komt de echtgenote van Koededak het weggetje in. Ze spreekt Nederlands, want is lerares Nederlands en Duits – dat hebben wij haar dan weer weten te ontfutselen gister, vertellen we ook aan iedereen – en vraagt: ‘Is het langs hier, de weg?’
‘Nee hoor’, zeg ik, ‘wij zijn hier alleen maar pour faire pipi.‘
‘Ah!’ Ze draait zich snel om en lijkt gegeneerd te zijn als ze met hoog tempo van ons weg loopt. Als we haar later in de middag weer treffen bij ons picknickbankje, negeert ze ons volledig. Koededak is vriendelijk als altijd, de rest bonjourt er lustig op los, maar deze mevrouw doet niet mee. Best een beetje vreemd. Als iemand gegeneerd moet zijn, zijn wij het wel, toch?
De rest van onze wandeldag verloopt heerlijk. Het zonnetje laat af en toe zijn koppie zien, de wind trekt aan en probeert de heiige lucht weg te blazen wat niet lukt, en het is een perfecte 23 graden. Het hotel is mooi schoon, we hebben al een tentje ontdekt waar we morgen onze desayuno kunnen nemen, en er zijn geen Walloniërs te bekennen. Misschien gaan we onze gezellige Koededak! wel missen…
Stijgen en dalen: 542m omhoog, 538 m omlaag.
Slapen: in Hotel Villa de Colunga. Ook hier weer een speciale pelgrimsprijs: 55 euro voor een nacht. Grote kamer, eigen badkamer, ontbijt pas vanaf 8.30 uur. Dat vinden wij te laat, dus we gaan in het dorp ergens lekker ons ontbijt halen morgenochtend.
No reacties