De wekker gaat vroeg: 5.25 uur. We eten een fiks ontbijt, drinken een kop koffie en gaan met onze al eerder gesmeerde boterhammen met omelet-kaas en onze mueslibollen om 6.30 uur richting Berg en Terbleijt. Je weet nooit zo goed hoe het zal verlopen. De drukte zoals die bij de Vierdaagse van Nijmegen zal het niet zijn, maar toch zijn we nog verbaasd als we aansluiten bij een dikke rij mensen die bij de start door de scanner moet. Om 7.10 uur begint het avontuur.
Het tempo ligt meteen hoog. Althans, bij al die duizenden mensen die ons inhalen, niet bij ons. Wij blijven die twee slome wandelaars die pas na veertig minuten de eerste meneer inhalen, maar die is dan ook 96 jaar oud en loopt met een stok. We laten het ons maar allemaal lekker gebeuren. Sommige mensen lopen krom, anderen mank, weer anderen scheef, maar ze zijn allemaal sneller dan wij. En dan is het gros ook nog minstens twintig jaar onze senior!
Zodra we in het bos aankomen, moeten we een gigantisch lange en steile trap af met houten treden en veel grind. Opstopping! We staan zeker tien minuten te wachten tot ook wij de afdaling mogen inzetten. We lopen door vallei Sint Gerlach, passeren Houthem en doen Valkenburg aan. We komen langs welklinkende dorpjes als Sweikhuizen, Spaubeek en Schimmert. Sommige paadjes zijn zo smal dat je er alleen als volleerd catwalkmodel overheen kunt lopen: met je ene voet exact voor je ander. We gaan ervan heupwiegen.
Tussen brandnetel en heg lopen we over aangestampte zandpaadjes, door lege rivierbeddingen en langs hollewegen, en dan opeens is de massa weg. We hebben het 14km-punt bereikt en daar keren de 28km-wandelaars om en lopen alleen de 42km-wandelaars verder. Nu zien we pas met wie we ons nu eigenlijk meten deze vier dagen. Het is een gemêleerd gezelschap dat in vrolijke kleurtjes gehuld gaat en af en toe een kletspraatje met ons maakt. Zo zien we een vriendelijke Belgische dame die ons leert dat we aan het ‘slabakken’ zijn (met de klemtoon op de bak): treuzelen. Ze liep ver achter ons, maar haalde ons steeds wat meer in, tot we stopten en lekker op een bankje plaatsnamen. ‘Gij zijt echt aan het slabakken’, zegt ze als ze ons passeert. Ik ben natuurlijk diep beledigd aangezien ik wandel op de toppen van mijn kunnen, maar ze verzekert ons dat ze het vriendelijk bedoelt. We geloven haar op haar woord.
Daarna passeren we, als we vijfendertig km in de benen hebben en er nog zeven moeten, drie mensen met een hond. Het is een Wetterhund, die enthousiast over de boerenvelden rent en zo te zien minstens het dubbele loopt van zijn baasjes. We kletsen wat over het beest, het weer en de mooie route. ‘We zijn er bijna’, zeg ik dan enthousiast. De vrouw van het gezelschap lacht hardop. ‘Wij doen de veertien kilometer. Ik zeg net tegen mijn man: we zijn gelukkig al over de helft. En jullie noemen dat bijna!’ Ach ja, verschil moet er zijn.
Maar vandaag hadden we toch wel een heel grappig gesprekje. De route liep veel meer over asfalt en open veld, waardoor je elkaar van kilometers afstand kon zien lopen. Toen Pieter en ik even het pad verlieten voor een plasje in de bosjes, was dat blijkbaar een meneer opgevallen die ver achter ons liep. Toen hij ons inhaalde – wat iedereen dus de godganse dag doet bij ons – zei hij:
‘Het stel dat de bosjes inging. Wat gingen jullie daar eigenlijk doen?’ Hij keek ons niet aan, maar je hóórde bijna de knipoog.
‘Lekker even neuken,’ zei ik. De meneer verblikte of verbloosde niet.
‘Maar als je ligt, zie je het geweldige uitzicht niet.’
‘Klopt. Maar nu wel, nu we weer rechtop staan.’
‘Zeker wel fijn, even wat andere spieren gebruiken?’ Een korte blik opzij, geen spoor van een glimlach.
‘Zo is het maar net.’
Op dat gesprekje heb ik dus uren geteerd.
Verrukkelijk, zo’n Vierdaagse.
PS Vind je het leuk om onze nieuwsbrief te ontvangen? Laat maar weten, dan sturen we je eens in de zoveel tijd een overzicht van een aantal posts.
PS II We zijn ook te vinden op Polarsteps en Instagram, mocht je geen genoeg van ons krijgen.
No reacties