Dag 144 Camino de Santiago: Salas – Tineo, 21km

0

Het is een gezelligheid van jewelste bij Nicolaas in de herberg. We zitten in de keuken slash eetkamer aan een grote tienpersoonstafel met onze Britse vrienden Richard en Helen, met Sigrid en Birgit, twee zussen uit Oostenrijk, met Rob en Mike, een tweeling uit Nederland, en met een Amerikaanse van wie niemand – toen ze als eerste richting bed vertrok – de naam bleek te kennen. We noemen haar gekscherend Minnesota, want daar komt ze vandaan en daar heeft ze het eigenlijk ook de hele tijd over. Het eten is verrukkelijk. We beginnen met een Aziatisch champignonsoepje met daarbij een Vietnamese loempia, daarna een gele curry met linzen en heel veel groenten, en we eindigen met een vanilleijs-chocola-banaan-combinatie die niet te versmaden is. Zo krijg je een pelgrimsmaaltijd niet vaak! Heerlijk. We lusten allemaal, behalve Minnesota, wel een glaasje wijn en nog voor het hoofdgerecht op is, staan er twee lege flessen op tafel. Rob en Mike zijn newbies in het pelgrimsgebeuren en vragen onze kokkin of we misschien nog wat wijn mogen. Wij weten het antwoord al want dat geldt overal: wat er bij het menu zat hebben we in onze buikjes, en als we meer willen moeten we een fles kopen. Dat laten we ons geen twee keer zeggen! Pieter bestelt twee flessen en met elke slok gaat het volume omhoog en worden de onderwerpen schunniger. Zelfs Richard en Helen, bescheiden Britten (hij lijkt een beetje op Colin Firth, dan weet je het wel), beginnen ons er op een gegeven moment van te beschuldigen dat f***ing een Nederlandse origine heeft. Nu ja zeg! Dat zal toch zeker niet? Helen is er vrij zeker van, en dit wordt eigenlijk wel bevestigd als we verder gaan over alle uitdrukkingen in het Engels met ‘Dutch’ erin, waar we niet geheel ongeschonden uitkomen.

‘Let’s go Dutch’ betekent natuurlijk gewoon Hollandse zuinigheid: we delen de rekening. En dat is dan nog de meest bescheiden van het stel, want daarna blijkt dat ze vooral denken dat Nederlanders enorme zuiplappen zijn.

‘Double Dutch’ betekent dronkemanspraat.

‘Dutch agreement’ betekent een overeenkomst die in dronken toestand tot stand kwam.

‘Dutch concert’ is enorm veel lawaai, zoals die van dronken Nederlanders.

‘Dutch courage’ is moedig worden na wat glazen alcohol.

Rob komt dan nog met een uitdrukking die ik niet kende: ‘A Dutch oven’ betekent dat je een scheet laat onder de dekens! Haha hoe grappig.

En dan de ergste: ‘A Dutch cure’ betekent zelfmoord! Ik geloof niet dat de Britten ons erg hoog hebben zitten.

Maar de avond is zeer vermakelijk.

Bij het ontbijt vanochtend – die overheerlijke pannenkoekjes waarover ik gisteren al schreef – gaat de fijne sfeer ononderbroken verder. Iedereen hobbelt de keuken binnen, al dan niet verfomfaaid van de dronkemansnacht (zou dat een ‘Dutch night’ heten?), en de meesten haken aan voor het heerlijke ontbijt. De Oostenrijkse zussen vertrekken zonder ontbijt en de Nederlandse broers houden het bij een kop koffie, maar wij laten het ons zeer goed smaken. Mag ook wel, want de route belooft wat. In de app Buen Camino worden we gewaarschuwd voor het eerste stuk: een klim van 400 meter over 5,5 kilometer. Dat is best pittig. Ik zie er niet echt naar uit – klimmen als ik net wakker ben is niet mijn favoriet – en we stellen het vertrek dan ook een beetje uit door nog een half uurtje met Nicolaas te kletsen. Onderwerp: Bitcoin en financiële onafhankelijkheid, Pieters favoriet. Maar dan moeten we toch echt maar gaan. Het is intussen licht en de berg roept.

We verlaten Salas, met één van de vele hoge viaducten die dit gebied rijk is, boven ons hoofd

En dan komt alles weer neer op verwachtingsmanagement. Waarom blijf ik daar toch zo instinken? Niet dat ik klaag over vandaag, want vandaag viel het gebeuren gunstig uit, maar je zou denken dat we in vijf maanden tijd wel wat geleerd hebben. Niet dus! We wandelen het dorpje uit en stijgen gestaag over een breed, stenig bospad. Het gaat geleidelijk en Pieter en ik zitten goed in onze energie dus we kletsen honderduit. Na een half uur begin ik me af te vragen wanneer die klim nou begint. Nog weer een half uur later gaan we een haarspeldbocht door en dan weet ik: dit is het punt waarop de ellende begint. Stenen rollen onder onze schoenen vandaan en ik pak mijn stokken voor meer balans. Het kletsen houdt even op want we hebben onze focus nodig voor het pad. Maar een dik kwartier later komen we op asfalt uit en zit het erop. Really? Is dit waar ik me druk over maakte vanochtend? Nog blijer dan toen we vertrokken vervolgen we onze weg; dit viel aan alle kanten mee!

We kijken terug als we boven op het asfaltweggetje aankomen

Als we na acht kilometer in het dorpje La Espina komen, is daar een veemarkt bezig. Mannen met hoeden op en een stok in hun hand lopen tussen tientallen koeien en paarden op een groot veld. Stieren staan apart en worden van een afstandje bekeken. Er is een opblaaskussen voor de kleintjes en een paar marktkraampjes met lekkers van de bakker en koebellen. We bekijken de boel even en lopen dan linea recta naar de bar die Nicolaas ons aanbeval, El Candano. Broodjes liggen er hoog opgestapeld op de bar en het is er gezellig druk. Veel mannen van de veemarkt komen hier even een bammetje halen, zo te zien, met een kopje koffie. Wij kopen een colaatje en een broodje en geven onze voeten even wat rust.

Na een half uur gaan we weer in de benen voor de laatste 11 kilometer. De route is prachtig. We lopen eigenlijk vrij plat over een zand/steenpad langs een boshelling, waarbij we continu uitzicht hebben op het dal links van ons. Het is alleen maar veeteelt hier zo te zien; we zien niets dan grasvelden, met heel af en toe een maïsveld ertussendoor. Achter de met keienrijen afgezette grasvelden tekenen bergen zich af in telkens lichter wordende tinten grijs. We kunnen denk ik wel zes lagen bergen ontdekken. Het is jammer hoe dat op de foto’s helemaal niet overkomt en dat het ook moeilijk is te omschrijven, maar we moeten ons best doen niet te struikelen doordat onze blik de hele tijd naar links getrokken wordt.

Zo mooi! Zelfs met een paar pelgrims in het vizier

We houden dit kilometers lang vol. Het pad waarop we lopen is soms aan één kant, soms aan beide kanten afgezet met een op het oog eeuwenoud stenen muurtje. Vaak zie je het muurtje nauwelijks door de klimop en andere planten die eroverheen zijn gegroeid, maar het is kilometers en kilometers lang dat dit muurtje naast het pad staat. Wat een werk heeft daarin gezeten!

Nadat we een kaarsje branden in een kerkje aan de kant van de weg, komen we aan in het dorpje El Pedregal. Daar valt ons oog op een schuur waar een paar klompen staat. Ze ogen Nederlands, maar ze hebben hakjes! Twee aan de achterkant, één aan de voorkant. Een oud baasje met nog maar een paar tanden in z’n mond komt met zijn oude hond naar ons toe. ‘Zijn dat uw klompen?’ vraag ik hem. ‘Het zijn mijn winterklompen. Die onderkant is zo gemaakt, zodat ik er makkelijk mee door de modder loop.’ Dan pakt hij van een lamp die boven ons hoofd hangt de loshangende stekker, en stopt hem in het stopcontact. De lamp is een gietijzeren wiel waaraan damesklompjes hangen, en in elk klompje zit een lampje. ‘Zelfgemaakt. Is uniek. Is de enige ter wereld’, zegt het mannetje trots. Dat wil ik graag geloven!

We leggen de laatste kilometers naar Tineo vrij rap af, want we willen graag op tijd aankomen. We hebben namelijk een chique hotel geboekt, een oud paleis, en in dat paleis hebben ze een sauna. Daar willen we natuurlijk graag gebruik van maken! Dus op een drafje lopen we het dorpje in – dat trouwens heel mooi is, met veel gekleurde huizen en gezellige barretjes – en komen aan bij het paleis. Denkende dat niemand zo patserig als wij zou zijn met een overnachting van 80 euro en een ontbijt van 12 euro per persoon, valt onze mond open van verbazing als we de broers Mike en Rob het Palacio de Merás zien binnen wandelen, en we na binnenkomst opeens het Spaanse stel achter ons hebben staan dat we vandaag spraken. Zij zijn beiden student en verhuizen volgende maand naar Denemarken omdat één van hen daar haar Masters gaat doen. Blijkbaar hebben meer pelgrims behoefte aan even wat chiques!

Ik vraag om een kamer aan de achterkant van het hotel – weg van de weg – en die heeft ze zowaar vrij. We gaan naar boven en komen dan in een kamer met dit uitzicht:

Wauwie!

De sauna is geboekt voor 17.00 uur, het diner is gereserveerd voor 19.30 uur en Piet en ik gaan heerlijk alvast vieren dat we overmorgen 8 jaar getrouwd zijn. Als je het ergens wilt vieren, is het wel hier toch, in een paleis uit 1525? Hopelijk veroorzaken we geen Dutch concert straks 🙂

Stijgen en dalen: 471 m omhoog en 895 m omlaag.

Slapen: Palacio de Merás in Tineo. We betalen 80 euro voor een tweepersoonskamer en 12 euro voor het ontbijt (ieder). Sauna is 5 euro per persoon. Supermooi, superschoon, en dat uitzicht! Maar ik ontdek net wel – online, ik heb weer eens niet opgelet – dat ze hier ook een pelgrimshostel hebben waar je voor 15 euro pp een bed kunt krijgen in een slaapzaal.  Maar wij hebben wat te vieren, dus voor ons nu even niet. 

Over de schrijver

Marlies

Niets zo leuk als wandelen. Als ik wandel, voel ik me op z'n fijnst: mijn lijf aan de slag, mijn hoofd in de ruststand. Maar wat ik ook heel leuk vind, is schrijven. En op deze blog komen die beide passies samen: schrijven over wandelen. Dat dat hier kan, is een groot cadeau. En dat jij meeleest, is een minstens zo groot cadeau. Dus welkom op deze blog! Laat me vooral weten wat je vindt! Oh, en we hebben ook een account op Polarsteps, Facebook en Instagram. Mocht je exact willen zien waar we uithangen, of meer foto's bekijken en minder geouwehoer lezen. Kan allemaal :)

No reacties