Dag 101 Camino de Santiago: Eauze – Nogaro, 21km

0

Nog even over de kaasboer van gister. Nadat ik mijn interview had afgerond, maakten Pieter en ik een rondje over de markt in Eauze. Een bizar grote markt! Besloeg meerdere straten en pleinen. Er waren vijf verschillende kaasboeren, maar bij slechts één kaasboer stond er een knoepert van een rij. Ja, die moet je dan hebben natuurlijk. Dus wij sloten braaf achteraan aan, en loerden intussen in zijn vitrine om te bepalen welk kaasje we zouden kopen als we aan de beurt waren. Daar ging echter de nodige tijd overheen. Die kaasboer liet iedereen álles proeven! En maar lullen en maar lullen. Geweldig om te zien. Ik weet zeker dat zijn kraam zo druk was omdat iedereen graag een plakje kaas wilde en een kletspraatje met deze gezelligerd.

Het viel me op dat de drie mensen voor ons allemaal voor dezelfde kaas gingen. Een schapenkaas met pepertjes erin. Die moesten wij ook hebben, dat was wel duidelijk. Ik hoorde de kaasboer zeggen tegen een man drie beurten voor ons:

‘Wil je die? Die is niet zo sterk hoor. Die geef ik aan toeristen.’ En hij bulderde van het lachen. ‘Deze is veel lekkerder. Hier, proef maar. Die práát tegen je, proef je?’

Waarop de klant het plakje kaas proefde en zei: ‘Hij praat tegen me, maar niet zoveel als jij.’

Iedereen die bij de kraam stond barstte in lachen uit.

Zo stonden we daar – ik lieg niet – wel twintig minuten, en toen waren we aan de beurt.

‘Ik wil graag de kaas die niet voor toeristen is en die tegen ons praat’, zei ik tegen de kaasboer. Hij keek me met grote ogen aan, begon toen weer te schuddebuiken en gaf ons vervolgens een plakje. Heerlijke kaas, doe maar!

Toen zag ik een schapenkaasje liggen ter grootte van een camembert, waar de helft vanaf was. ‘Die ziet er ook lekker uit hè Piet?’ zei ik tegen Pieter. ‘Ja, laten we daar een kwart van nemen.’

‘Mag ik van u een kwart van dit kaasje?’ vroeg ik aan de kletsende kaasboer.

‘Nee’, zei hij, ‘die moet je in zijn geheel kopen.’ Ik keek naar Piet. Gaan we dat doen? In mijn hoofd zag ik al voor me hoe we met dat kaasje in de rugzak, bij 28 graden, door het Franse land zouden lopen morgen. Geen aantrekkelijk idee. Gaan we al deze kaas opeten dan vandaag? De man zag mijn twijfel.

‘Ben je bang voor het kaasje?’ vroeg hij. ‘Hier, proef maar, dan ben je niet meer bang.’ Hij gaf ons beiden een plakje. Man, die was nog veel lekkerder dan die ander!

‘Het is meer dat we pelgrims zijn,’ zei ik tegen hem, ‘en dat we die kaas liever niet meenemen in onze rugzak morgen.’

‘Die eet je vandaag op’, zei hij geruststellend, ‘maak je niet druk.’

Hij pakte de kaasjes allebei in, schoof ze door naar zijn vrouw die het financiële deel van het gebeuren voor haar rekening nam, en toen deed hij iets waar ik van smolt. Hij schreef ‘St. Jacques’ op de verpakking, zei zachtjes tegen zijn vrouw: ‘het zijn pelgrims’, en toen knikte zij. Ik begreep het niet, tot ze de prijs op de verpakking schreef en ik zag dat ze ons de helft rekenden van wat die kaasjes kostten! Nou ja, hoe ontzettend lief zijn deze mensen! Het allermooiste vond ik nog, dat ze daar allebei niets over zeiden. Geen opmerking van ‘jullie krijgen deze kaas van ons voor de helft van het geld’ of zo, helemaal niets. Echt supertof. We waren zo blij dat we bij deze kletsmajoor en zijn vrouw in de rij waren gaan staan!

De superlieve kaasboer

Vanochtend doen we rustig aan. De wekker gaat om 7.30 uur en pas om 9.00 uur staan we buiten. We hoeven maar 20 km dus er is geen haast. We verlaten Eauze via een drukke D-weg. Achter ons ligt het grote plein van de stad en het klinkt alsof daar nu al een feestje gaande is. Ik hoor heel hard Wham! gedraaid worden. Met George Michael achter ons en de enorme hoeveelheid verkeer overal om ons heen is het een kakofonisch begin van de wandeling. Maar als we na een kleine kilometer van de D-weg af mogen en het veld in gaan, lopen we het andere uiterste in. Het is muis- maar dan ook echt muisstil om ons heen. Geen verkeer, geen vogels, geen insecten, geen vliegtuiggeronk boven ons. Geen andere pelgrims. Helemaal niets. We ademen uit, worden rustig, pakken elkaars hand en genieten van het bospad, het zandpad langs de wijnranken, en een olifantenpaadje langs zonnebloemen.

Deze mooie muurschildering zien we als we Eauze uitlopen.

Maar na een tijdje wordt de stilte toch een beetje vreemd. Komt het doordat hier zoveel vergif gespoten wordt dat er geen insecten zijn? Is het hier zo ongezond dat er geen vogeltjes klinken? Onze voetstappen zijn het enige wat we horen, want van de stilte worden we zelf ook stil. Helemaal prettig voelt het niet. Het was ons al wel aangekondigd door de mevrouw in Varaire, waar we honderden vliegen van ons avondeten moesten jagen. Zij gaf aan dat ze blij was met die vliegen, want die waren er in de Gers niet meer. Daar werd zoveel gif gespoten dat alles er doodging. ‘Mensen krijgen daar veel vaker kanker dan gemiddeld’, fluisterde ze ons toe. Daar weten wij natuurlijk niets van, maar dat er in de Aveyron beduidend meer insecten en vogels zijn dan hier hebben we vandaag wel bewezen gezien.

Dertig foto’s van pelgrims langs de route, gemaakt door fotograaf Jean-Michel Danard.

Als we na een mooie, maar stille wandeling in Nogaro aankomen, moeten we een enorm drukke weg langs om bij de gîte te komen. Wat een lawaai! Het is echt van het ene in het andere uiterste vandaag. Vrachtwagens die rakelings langs ons heen dreunen, motoren die nog een schepje bovenop het lawaai doen, tractoren die met aanhangers vol hooi langsrijden. In de gîte aangekomen blijkt er iets mis te zijn gegaan met onze reservering; ze weten niets van onze komst. ‘Is er nog wel plek?’ vraag ik aan de vriendelijke hospitalera’s. ‘Ja hoor, maar alleen in de slaapzaal.’ ‘Dat is prima’, geef ik aan, ‘hoeveel man ligt er op die slaapzaal?’ ‘Veertien.’

Een mooi eendje op de drukke D-weg in Nogaro

Oeps, veertien man. Da’s best veel. Wordt vast lawaaierig vannacht! Nou ja, we hebben ten minste een bed. Dankbaar dat we terecht kunnen, pakken we onze spullen uit en maken ons bed op.

De ‘dortoir’ in de gemeentelijke gîte. Wel heel ruimtelijk opgezet.

Als ik even later de badkamer uit stap, komt één van de hospitalera’s naar me toe: ‘We hebben uw reservering toch gevonden. U heeft een privékamer geboekt! Kom, ik laat u zien waar het is.’ Ze neemt ons mee een gangetje door en laat ons een piepklein kamertje zien dat helemaal voor onszelf is. Het kijkt uit op de tuin, je hoort er niets van het verkeer. Het is er heerlijk rustig.

Waar we van lawaai, naar stilte en weer naar lawaai gingen, eindigen we de dag gelukkig in stilte. Zelfs geen kaas die tegen ons praat, want die is natuurlijk op. Alláng op.

PS Vind je het leuk om onze nieuwsbrief te ontvangen? Laat maar weten, dan sturen we je eens per week of zo een overzicht van een aantal posts.

PS II We zijn ook te vinden op Polarsteps en Instagram, mocht je geen genoeg van ons krijgen.

Over de schrijver

Marlies

Niets zo leuk als wandelen. Als ik wandel, voel ik me op z'n fijnst: mijn lijf aan de slag, mijn hoofd in de ruststand. Maar wat ik ook heel leuk vind, is schrijven. En op deze blog komen die beide passies samen: schrijven over wandelen. Dat dat hier kan, is een groot cadeau. En dat jij meeleest, is een minstens zo groot cadeau. Dus welkom op deze blog! Laat me vooral weten wat je vindt! Oh, en we hebben ook een account op Polarsteps, Facebook en Instagram. Mocht je exact willen zien waar we uithangen, of meer foto's bekijken en minder geouwehoer lezen. Kan allemaal :)

No reacties