Ik heb al eerder het woord ‘ijskoud’ of ‘bitterkoud’ genoemd de afgelopen tijd, maar toen was het tropisch warm vergeleken met vandaag. Het is 3 graden als we bij Monesterio weglopen en de tas is vederlicht; we hebben alles wat we bij ons hebben aangetrokken. Behalve onze handschoenen en sjaal, die hebben we heel eigenwijs te diep in onze rugzak gestopt om snel tevoorschijn te kunnen halen, maar we weten nu al: die gaan morgen naar boven, klaar voor de grijp mocht het nodig zijn. Wat is het koud! Het waait loeihard, recht in ons gezicht, en de wind speelt met onze kleren en tas. We kunnen ons nu al bijna niet voorstellen dat we onlangs nog met 32 graden oververhit aankwamen in een dorpje. Het wordt vandaag met veel geluk 11 graden.
Ook voor de etappe van vandaag waarschuwde de app ons: twintig kilometer zonder iets van voorzieningen. Geen bar, geen dorpje, geen water, niets. Wat ons sowieso opvalt aan deze hele route, is dat er nergens bankjes staan. We hebben nu ruim 300 kilometer gelopen sinds Cádiz, en welgeteld één bankje gezien. Da’s toch gek? Begrijp niet waarom ze er niet om de zoveel kilometer een neerzetten voor de vermoeide pelgrim. Zou die denk ik best waarderen. Maar goed, in de vrieskou gaan we, met de handen diep in de broekzakken gestoken, op weg. We passeren het voetbalstadion van Monesterio en lopen dan op wederom een heerlijk breed zandpad door de glooiende heuvels. Het pad is aan weerszijden afgezet met muurtjes van gestapelde stenen en dat gaat kilometers zo door. Een stroompje meandert tussen rotsblokken en hoog opstaand gras en geeft het landschap iets sprookjesachtigs; we verwachten elk moment een zingend kaboutertje te treffen. De lucht om ons heen is dramatisch, met zowel zon als donkergrijze wolken en alles wat ertussen in zit. We kijken onze ogen uit!
Wat bijzonder is aan deze dag, is dat we dertien kilometer van tevoren onze eindbestemming al zien liggen. Heel tof, en tegelijk heel frustrerend. Want je weet dat je nog zeker drie uur onderweg bent voor je er aankomt, maar het lijkt zo dichtbij! Nadat we over stapstenen een riviertje oversteken, verandert het landschap van het ene op het andere moment. Weides met grazende koeien verdwijnen, steeneiken staan niet langer in de velden om ons heen, vogeltjes laten zich ook niet meer zien. We zijn in akkerbouwgebied beland. Een lappendeken van kleuren ligt over de heuvels om ons heen gedrapeerd. Van lichtgroen naar felgeel en van lichtbruin naar donkerrood. Het is een plezier om naar te kijken, maar de wind heeft hier – nog meer dan vanochtend – vrij spel. We worden alle kanten opgeblazen!
Ergens gaan zitten om te rusten is geen optie. We proberen het wel, maar na vijf minuten krijgen we het koud en begint het te miezeren. Hoes om de tas, pet op het hoofd, en dan maar door naar het dorp. Daar heb ik geprobeerd een appartement te boeken, maar de meneer die de telefoon beantwoordde was vaag. Hij had familieproblemen en wist daardoor niet of hij de appartementen wel kon schoonmaken, of zo. Ik dacht: we gaan er gewoon heen en zien het wel. Zitten we nu toch in het grootste appartement ooit! én het is schoon. Hopelijk viel het met die familieproblemen wel mee. Het plafond is minstens vijf meter hoog, alles is bijzonder ouderwets maar superpraktisch ingericht, en er is een wasmachine! Eindelijk mogelijkheid om die modderpijpen van onze broeken te wassen. Erg fijn hier. Meer dan dat het extrema dura was vandaag, was het extrema frío, maar dat zijn we eigenlijk alweer helemaal vergeten.
Slapen: bij El Zaguán de la Plata, een hotel met appartementen. Superruim, schoon, praktisch, en voor een heel appartement betaal je €50. Echt geen geld.
No reacties