Dag 12 Castilblanco de los Arroyos – Albadén de la Plata, 30km

0

Eerst even een tukkie gedaan voor de blog! Het moet toch niet gekker worden. Maar, al zeg ik het zelf, het was wel verdiend.

Vanochtend gaat de wekker om 6.15 uur, maar Pieter en ik zitten al rechtop in ons bed. In het dorp is een tweetal hanen dat een veel enthousiastere wekker vormt dan onze telefoon ooit zou kunnen, dus om 1 uur, om half vier en om vijf uur hebben die twee schatten ons al wakker gekraaid. Wekker niet nodig, in Castilblanco! De geur van koffie komt onder onze deur door gegleden want ook onze huisgenoten voor één nacht Enrico en Karin zijn al wakker. Terwijl wij nog bezig zijn de slaap uit onze ogen te wrijven, staat met name Karin enorm aan. Kletsen like there’s no tomorrow. Mens, mag ik alsjeblieft eerst een bakkie? Enrico gaat nog vóór de zon op is op pad, Karin wacht op haar lift. Zij wordt om 8 uur naar het begin van het natuurpark gebracht, zestien kilometer hier vandaan. Dan kan ze het asfaltdeel overslaan.

De zon komt prachtig rechts achter ons op als we om kwart voor acht starten. Kurkbomen worden centimeter voor centimeter in donkeroranje en later zachtroze licht gezet. Het is koud, een graad of veertien, en ik heb drie lagen kleding aan, al zijn de benen bloot. Vogeltjes begeleiden ons bij onze gang over de weg, die als een loper van asfalt over de heuvels is gedrapeerd. We hadden gelezen dat we langs deze zestien kilometer grote landerijen en boerderijen zouden treffen, waar vooral de stieren zouden lopen die we kennen van de Spaanse stierengevechten. Die schijnen hier allemaal op te groeien om dan te worden verkocht. Maar het landschap is anders: glooiende velden vol met witte en gele bloeiende bloemetjes die tussen kurkbomen en steeneiken staan. Soms kijkt een gezelschapje koeien met grote horens ons nieuwsgierig na, terwijl paarden onverschillig doorgrazen als we langslopen. Niets is recht, alles golft. Als een chaotische golfbaan waar bomen niet gekapt zijn. Bij vertrek om acht uur is het nog druk op de weg, maar om half tien rijdt er nog maar sporadisch een auto langs. De makkelijke ondergrond en het gezang van de duizenden vogeltjes (vandaag voor het eerst de boomleeuwerik, de boomklever en roodborsttapuit gehoord!) werken meditatief en we zitten in een heerlijk ritme.

’s Ochtends is het nog echt fris

Een lang eind, die zestien kilometer over de weg!

Ons plan om pas na 16 km te stoppen, lukt. We zijn dan net het national park Sierra Norte de Sevilla ingewandeld, waar de asfaltweg plaatsmaakt voor een breed, aangestampt zandpad. Kurkbomen staan in lieflijke weiden, om hen heen heksenkringen van zonneroosjes. Als we na een uur weer pauze nemen, lijken alle vogeltjes een siësta te nemen; het is er muis- en muisstil. Het enige wat we horen zijn onze voetstappen op het pad, het geknisper van wegglijdend grind. De kurkbomen zijn weg, wat we zien zijn aangeplante dennenbomen die de vorm hebben van loofbomen. Wat voor soort bomen het zijn, weet ik niet, en ook niet waarvoor ze zo netjes in rijen geplant zijn. Vogels hebben er duidelijk niets meer te zoeken.

Eindelijk in het national park Sierra Norte de Sevilla, met de mooie weides en de kurkbomen

maar tussen deze bomen lopen heeft iets vreemds: het is er intens stil

We weten dat de dag eindigt met een fikse klim, en zijn dus vanaf vijf kilometer voor de eindbestemming de hele tijd de heuvels om ons heen aan het scannen: moeten we daar omhoog? Is het dat pad misschien? Dan valt mijn oog op iets hoog in de lucht. Gieren! Wel twintig vogels glijden in cirkels boven ons door de lucht, hun zwarte vleugels en witte kop tekenen scherp af tegen de intens blauwe lucht. Zijn ze zich aan het voorbereiden op ons als lekker dinsdagmiddaghapje? Uiteindelijk verandert ons zachtgrijze grindpad in een terracottarood zandpad met keien, en verandert de stijgingsgraad van 0 naar 20 procent. Buffelen, dit! Met al 27 kilometer in de benen is het geen grapje, maar vrij snel staan we boven, lopen door naar de andere kant van de heuvel, en zien dan Almadén als een spierwit dorpje met een rode en een gele kerktoren onder ons liggen. De stokken komen tevoorschijn voor de afdaling, en twintig minuten later staan we moe maar voldaan voor ons hostel. Enrico en Karin zijn al binnen, van de Nieuw-Zeelandse neuroloog Deborah die we tijdens de lunch ontmoetten geen spoor. Die slaapt vast elders. Een douche, de was, en dus dat verdiende tukkie, en nu gaan we maar eens het dorpje in voor een tapina. Dat is volgens de hospitalera hier iets typisch van dit gebied: een schaaltje met piepkleine hapjes, vergezeld van een biertje of een wijntje. Kunnen wij, willen wij, doen wij. Want na dertig kilometer is dat, net als dat tukkie van net, best een beetje verdiend.

Als ik klim, kijk ik niet meer zo vrolijk

Maar die laatste kilometer afdalen gaat ons dan weer best goed af

Slapen: La Casa del Reloj. Fijn hostel met hoog plafond, bedden wel in dezelfde ruimte als waar je leeft (geen aparte slaapkamers dus), lieve hospitalera, en twaalf euro voor een bed. Helemaal goed!

Over de schrijver

Marlies

Niets zo leuk als wandelen. Als ik wandel, voel ik me op z'n fijnst: mijn lijf aan de slag, mijn hoofd in de ruststand. Maar wat ik ook heel leuk vind, is schrijven. En op deze blog komen die beide passies samen: schrijven over wandelen. Dat dat hier kan, is een groot cadeau. En dat jij meeleest, is een minstens zo groot cadeau. Dus welkom op deze blog! Laat me vooral weten wat je vindt! Oh, en we hebben ook een account op Polarsteps, Facebook en Instagram. Mocht je exact willen zien waar we uithangen, of meer foto's bekijken en minder geouwehoer lezen. Kan allemaal :)

No reacties