Dag 150 Camino de Santiago: Cádavo – Vilar de Cas, 16km

0

We hebben besloten de 31-kilometer lange etappe naar Lugo in tweeën te knippen. Om twee redenen: vanavond is daar een feest gaande en dus is er geen bed meer te krijgen, en we vonden de laatste dagen best pittig dus hebben wel wat kortere etappes verdiend, vinden we. Dat betekent echter wel dat we onze vrienden Richard en Helen kwijtraken, want die lopen wel degelijk het hele eind naar de grote stad. Dat vraagt om een afscheidsetentje. In Cádavo zijn er twee opties; één restaurant dat pas om 20.00 uur opengaat, en één die de hele dag door eten serveert. We kiezen – natuurlijk – voor die laatste.

We zitten net aan tafel als ze aankomen. Richard met zijn hand en zijn knie prachtig afgeplakt, want hij is kort voor Cádavo, op die grindheuvel die we op het laatst nog moesten afdalen, uitgegleden. ‘Ik keek op mijn telefoon, hoe ver het nog was.’ Heel herkenbaar, maar dat moet je dus echt nóóit doen, lieve Richard. Daar komen ongelukken van. Gelukkig heeft hij de steentjes allemaal uit zijn hand en knie kunnen prutsen en had Helen jodium bij zich. Hij heeft er geen last van, zegt hij. Bikkel.

De vriendelijke ober vertelt ons aan tafel, in rap Spaans, wat het pelgrimsmenu is. Ik pik af en toe een gerecht mee en vraag om herhaling van de rest. Na wat overleg besluiten we alle vier te gaan voor de Caldo Gallego als voorgerecht, groentesoep Galicische stijl, en voor het hoofdgerecht versta ik iets met ternera (rundvlees), dan torta de patatas (aardappeltaart), en vervolgens iets met cerdo (varken). ‘Wat is dat voor varkensvlees?’ vraag ik hem. ‘Hocico de cerdo’, zegt hij. Het zegt me niets. ‘Hocico?’ vraag ik hem.

‘Si si!’, en hij wijst naar zijn neus.

‘I think it’s pig’s nose’, zegt Richard dan zacht.

Ik kijk naar de ober en wijs naar mijn neus. ‘El nariz?’

‘Si si!’

Oh jee. Varkenssnuit. Gaan we dat doen? Opnieuw overleg. Helen en Pieter nemen het rundvlees, en Richard en ik nemen de varkenssnuit. Dat krijg je nooit meer, dat móeten we gewoon proberen!

De caldo is zoals altijd heerlijk, en dan komt de snuit. Oeh. Dat is toch wel heel herkenbaar als zo’n lief, roze varkenssnoetje, met dat subtiele kippenvelletje. De smaak is oké, maar het is wel vrij vettig. Ik snij veel van het echt zachte spek eraf en eet het vlees op, maar ik kan me toch niet onttrekken aan het idee dat ik een neusje zit te eten. Het kost me moeite, laten we het zo zeggen. Gevieren proeven we van elkaars gerecht (het rundvlees is draadjesvlees en zo zacht dat je het met je vork kunt snijden, en Richard en ik hebben dan weer chilipeper op onze aardappels wat het een heerlijke oempf geeft) en hebben zo een heel fijne avond. Rond negenen nemen we op straat afscheid, in de hoop dat we elkaar in Lugo nog weer treffen voor een glaasje of zo. Was supergezellig lieve Richard en Helen!

Het snoetje met de hete aardappel

Vanochtend nemen we rustig de tijd. We hoeven maar 16 kilometer dus uitslapen tot acht en dan naar de bar voor een tostada con tomate en een paar kopjes koffie. We krijgen van de serveerster een verrukkelijk stukje cake van het huis en gaan dan op pad. Het is inmiddels 9.40 uur, half-bewolkt en 15 graden. Best fris! We verwachten geen andere pelgrims te zien en zijn dan ook verrast als een Spaans stel dat altijd vlot doorstapt, achter ons blijkt te lopen. Dat ontdek ik als ik niet ver van het pad mijn behoefte sta te doen en zij om de hoek wandelen. Kak! Met the job half done trek ik snel mijn broekje op en ga ik aan de wandel alsof er niets aan de hand is. Pomtiedom. Even verderop is een klein zijpaadje dat ik inschiet om de boel af te maken, maar ik voel me toch een beetje beschaamd dat ze me zagen staan. Ach ja.

In dit kerkje in Vilabade

gaat volgens ons vanmiddag getrouwd worden

maar nu is de kerk nog dicht. Wordt vast heel romantisch, met al die bloemblaadjes!

Om twee uur wandelen we het terrein op van de grote herberg waar we een bed in de slaapzaal hebben geboekt. Een vader en zoon zijn druk in de weer met de pelgrims die wachten op lunch of een slaapplek, en we herkennen er niemand. Blijkbaar is de gemêleerde groep pelgrims die we in het pauzestadje Castroverde zagen toch niet hier neergestreken. Vader komt naar de grote picknicktafel toe waar we onze schoenen hebben uitgetrokken en checkt onze paspoorten. ‘Willen jullie iets drinken voor ik jullie jullie bed laat zien?’ Vooruit, een biertje lijkt ons heel fijn. Hij geeft ons twee flesjes en brengt dan spontaan een bordje mee met daarom twee stukken warmgemaakte empanada. Hoe lief! We genieten van het biertje en de snack, en een half uur later neemt hij ons mee naar een gebouw. Hij blijft maar aangeven dat hij vol zit, zo vaak dat ik me al bijna zorgen begin te maken of hij wel een bed voor ons heeft, als hij een deur opent, langs twee twijfelaars wandelt en laat zien hoe de douche werkt. Ik kijk om me heen; we zijn hier gewoon in een appartement. Wat gebeurt hier?

Weer een mooie route door de bossen en langs velden met koeien

In deze mooie schuur krijgen we ons biertje en de empanada, en worden we ingeschreven

Beduusd sta ik met tas en al in onze enorme kamer

en nog steeds kan ik het niet geloven

‘We hebben toch niet geboekt voor een privé kamer?’ vraag ik hem. Hij zegt weer van alles over dat hij vol is, dan hoor ik iets over dat het honderd euro kost, dan hoor ik het woord zestig, dan zegt hij iets over dat hij jonge mensen prefereert (huh?) en dan geeft hij ons trots de sleutel van deze ruimte. Voor we ons realiseren wat hij nou precies allemaal zei, is hij verdwenen en laat hij ons achter in deze prachtige kamer. Ik zeg neus in boter! Wat we hiervoor moeten betalen is ons een raadsel, waarom ons deze waanzinnige kamer te beurt is gevallen begrijpen we evenmin, maar die man noemde ons jong dus we hebben het nergens meer over.

Stijgen en dalen: 323 m omhoog en 527 m omlaag.

Slapen: Alberge A Pociña de Muñiz in Vilar de Cas. Ik kan er niets zinnigs over zeggen. Hoeveel een bed hier kost weet ik niet, hoeveel een privékamer kost weet ik ook niet. Ik weet alleen dat we superveel mazzel hebben, dat we hier vanavond kunnen eten en morgenochtend kunnen ontbijten. Het is hier heel schoon en erg fijn. Als je die 31 kilometer niet ziet zitten, is dit een pracht van een tussenstop.

Over de schrijver

Marlies

Niets zo leuk als wandelen. Als ik wandel, voel ik me op z'n fijnst: mijn lijf aan de slag, mijn hoofd in de ruststand. Maar wat ik ook heel leuk vind, is schrijven. En op deze blog komen die beide passies samen: schrijven over wandelen. Dat dat hier kan, is een groot cadeau. En dat jij meeleest, is een minstens zo groot cadeau. Dus welkom op deze blog! Laat me vooral weten wat je vindt! Oh, en we hebben ook een account op Polarsteps, Facebook en Instagram. Mocht je exact willen zien waar we uithangen, of meer foto's bekijken en minder geouwehoer lezen. Kan allemaal :)

No reacties