Valkuilen
We zijn er weer in getrapt: de valkuil van de voorbereiding. Van het inlezen. Van het jezelf instellen op een bepaald soort wandeldag. Die dan altijd anders blijkt te zijn. We hadden je al verteld dat we in Lissabon op zoek waren gegaan naar het boekje over de Fisherman’s Trail. In geen enkele boekhandel was-ie te vinden, niemand had er zelfs ooit van gehoord, maar wij zijn natuurlijk niet voor één gat te vangen: dan kopen we hem als e-book! Bijster onhandig want in een e-book kun je niet bladeren, maar vooruit: je hebt je informatie wel degelijk bij de hand.
We lazen ons dus in. Wat voor route wordt het morgen? Hoeveel zullen we stijgen, hoeveel gaan we dalen? Hoe lang is de afstand en komen we onderweg nog iets tegen waar we een kop koffie zouden kunnen drinken? Ik las het voor aan Piet: de eerste etappe is er één van de categorie 1-2 (van vijf categorieën? Van tien? Ik hoor het je vragen, en ik weet het niet) met 166 meter stijgen en 178 meter dalen. De afstand: 22 kilometer. Ha! We hebben wel eens bijna het dubbele gelopen en 166 meter omhoog is natuurlijk voor mietjes. Dus, concludeerden we vrolijk: dat wordt een makkie.
Fout! Valkuil!
We vertrokken vanuit een onwaarschijnlijk populaire padaria waar we samen met de rest van het dorp heerlijke koffie dronken en waren om 8.40 uur op pad. Het ging meteen in Santiago do Cacém al steil de lucht in, naar het kasteel waar we gistermiddag al geweest waren, zonder bagage. Nu dus mét, en dat voelde toch wel een beetje anders. Daarna was het steil naar beneden naar het dal, en toen begon het: op en neer, op en neer. Hijgend en puffend verzuchtte ik tegen Pieter: ‘Wel heuvelachtig voor een platte dag!’
Maar wat een landschap jongens! Kurkbomen groeiden kronkelend langs het brede zandpad, hun bast dik en rimpelig, als de huid van een olifant. Eucalyptusbomen torenden hoog boven ons uit en wiegden met hun lange dunne stam vervaarlijk in de wind. De bodem was als grasland, met her en der een verdwaald bloemetje. Af en toe een palmboom, een cactus of een aloeveraplant in bloei. Allemaal zo ontzettend mooi! We moesten flink de lucht in maar werden dan bovenop de heuvel soms enorm getrakteerd op kilometers aan vergezichten, de zee in de verte, beneden in het dal een paar geitjes waarvan de halsbelletjes zachtjes tot ons doordrongen. Het was geweldig.
Maar een makkie was het niet. De afstand was niet voor mietjes. De laatste drie kilometer waren weer lastig als vanouds, zoals eigenlijk elke dag als je de stal ruikt maar je er nog niet bent. We slapen bij Moinhos do Paneiro en moinhos zijn molens. Denk je dat die fijn in het dal staan? Ben je gek! Bovenop de berg! Die we dus op het laatst nog op moesten. Ik geloof er niets van dat deze hele dag maar 166 meter stijgen was. Denk dat er een nul ontbrak in ons e-book!
Dus morgen doen we het anders. We gaan gewoon lopen. We laten het boekje links liggen, lezen ons niet in en vermijden de valkuil van de voorbereiding. Wordt vast een makkie…
Slapen: Moinhos do Paneiro. Heel bijzondere plek, je krijgt eigenlijk je eigen huis in een oude boerderij. Het bed is smal, de douche is kapot en de WC loopt continu door, maar voor de plek heb je het geld van 110 euro voor een nacht (dit is een fortuin in Portugal) wel over! Daarbij is er geen enkele andere accommodatie voorhanden hier 🙂 Als je wilt dineren, moet je dat van tevoren aangeven en dan krijg je voor 20 euro pp (opnieuw een fortuin) een heerlijk driegangendiner.
No reacties