Dag 29 Fisherman’s Trail: Odeceixe – Aljezur, 21km

0

Camarão da Casa

Halverwege de dag zouden we door een dorpje Rogil wandelen. ‘Hier staat een café-restaurant’, had onze gids beloofd, ‘waar je heerlijk slakken kunt eten en een cake gemaakt van zoete aardappel. Met name die laatste is heerlijk als lunch. Weer eens wat anders dan de geijkte sandwich.’ Kijk, dat klonk ons als muziek in de oren. Omdat de ervaring ons inmiddels geleerd heeft dat je geen enkele garantie hebt dat iets open is, ook al zegt Google van wel, kochten we ’s ochtends toch maar wat sandwiches. Voor de zekerheid. Maar eigenlijk hadden we onze zinnen wel gezet op een lekkere lunch tussen de middag. ‘Oh, rijst met vis of zo’, mompelde Pieter kort na vertrek al likkebaardend. ‘Ja, met als toetje een zoete-aardappelcake!’ riep ik blij.

Aangekomen in Rogil was het feest: het restaurant was open! De eerste horde: check. Het was 11.40 uur. Binnen zat één mannetje aan de toog, een oude baas erachter. ‘Bent u open voor lunch?’ vroeg ik hem. ‘In Portugal is niemand om 11.40 uur open voor lunch’, antwoordde hij bars.

‘Hoe laat bent u dan wel open voor lunch?’

‘Ik eet eerst zelf’, zei hij kortaf en wees naar een tafeltje in het midden van het restaurant dat gedekt was voor één, ‘en daarna, om 12.00 uur, begint pas de lunch voor gasten.’

‘Lijkt me prima’, zei ik. ‘Mogen we wel alvast gaan zitten, dat we wachten tot het 12.00 uur is?’

‘Als je wilt wachten, ga je lekker wachten. Maar ik eet eerst.’

‘Helemaal goed. Mogen we zitten waar we willen?’

‘Ga lekker zitten waar je wilt zitten, maakt me niet uit. Maar ik eet eerst. Dáár.’ Weer die vinger naar dat tafeltje.

‘Dat weten we. We wachten tot u klaar bent en het 12.00 uur is.’

We gingen aan het raam zitten, trokken onze jas en schoenen uit en maakten het ons comfortabel.

‘Ik zal toch eens kijken wat dit restaurant scoort op Google’, zei ik tegen Pieter.

Ik had het snel gevonden en schrok: 2.7! Zo’n slechte score heb ik werkelijk van mijn hele leven nog nooit gezien. Ik las door de reviews en het viel op, dat met name de chagrijnige bek van de eigenaar de meeste bezoekers slecht beviel. ‘Het is hier een 2.7, Piet. Ben heel benieuwd naar het eten!’

Iets na twaalven kwam de oude baas met een menukaart bij ons aan tafel staan. Hij liet het ons zien, maar bleef het tegelijk de hele tijd vasthouden. Iets zei me dat ik niet de gelegenheid kreeg er uitgebreid naar te kijken.

Baas: ‘Ik heb hier een specialiteit van het huis. Camarão da Casa. Very good!’ Hij wees het aan op de kaart. ‘Iedereen van over de hele wereld komt hiernaartoe om mijn specialiteit te eten. Chinezen hebben ooit 3000 euro geboden voor het recept maar dat heb ik niet gegeven. Het is mijn specialiteit. Ik kook al 35 jaar. Heb ook in de States gekookt. Tien jaar. Ook heb ik in Afrika in het leger gediend. Ik heb in Frankrijk gekookt. In Duitsland. En nu heb ik deze specialiteit. Camarão da Casa. Maak ik al 35 jaar. Very good! Moet je proberen.’

Ik tegen Piet: ‘Volgens mij moeten we de Camarão da Casa nemen. Maar ik weet het niet zeker. Ik vind hem niet heel duidelijk.’

Baas: ‘Wat wil je drinken?’

Ik: ‘Thee. Muntthee.’

Baas: ‘Nee. Thee drink je alleen als je ziek bent. Geen thee. Thee en camarão. Tsssss.’

Ik tegen Piet: ‘We mogen geen thee. Een wijntje dan? Rood?’

Tegen de baas: ‘Twee glazen rode wijn dan alstublieft.’

Baas: ‘Rode wijn? Met camarão? Natuurlijk niet. Tssss. Witte wijn of groene wijn. Welke wil je?’

Ik, vertwijfeld door zoveel overredingsgeweld: ‘Witte?’

Baas: ‘Goede keus. Wijn van het huis?’

Ik: ‘Eh.. ja?’

Baas: ‘Mooi.’

Een minuut later werd er een fles witte wijn voor ons neergezet. Drie minuten laten volgde een schaal vól met ongepelde garnalen en patat.

Ik: ‘Lekker! Heeft u ook mayonaise?’

Baas: ‘Nee. Mayonaise krijg je niet. Hier ligt saus’, hij wees naar een rode saus waar de garnalen in lagen, ‘en daar haal je de patat doorheen. Geen mayonaise. Mayonaise doen we niet.’

Ik keek Pieter aan. Geen mayonaise. Oké.

Ik pakte de eerste garnaal, trok de kop eraf, de staart, de pootjes en de harde buitenkant. Legde dat allemaal op een apart bord dat de baas had neergezet. Ik stopte de garnaal in mijn mond: verrrrrrrukkelijk! De baas kwam naar ons toe.

‘Good?’

‘Very good!’

Hij keek naar het bord met de garnaalresten en daarna naar mij.

‘Wat is dit?’ zei hij op zijn bozige toon. ‘Je gooit het lekkerste weg! Wij hier in Portugal eten de kop van de garnaal, die is het lekkerst. Kijk.’ Hij pakte de garnalenkop van het bord, zette hem aan zijn mond en zoog alsof zijn leven ervan afhing. ‘It’s the best part’ zette hij zijn gezuig kracht bij. Rode saus droop van zijn kin.

Gelukkig waren er andere gasten binnengekomen intussen. Hij haalde zijn hand over zijn kin en liep weg.

‘Dat is me toch echt een brug te ver’, zei ik tegen Pieter. ‘Ga jij die koppen uitzuigen?’

‘Nope. Er zijn grenzen.’ We moesten lachen. Die kerel zoog gewoon mijn garnalenkop uit!

We vielen aan op het gerecht. Ik denk serieus dat er wel 25 garnalen op de schaal lagen, en een halve kilo friet. De baas had niets teveel gezegd: de saus was goddelijk! Who needs mayonaise als je zo’n saus hebt om je patatjes doorheen te halen? Het recept was blijkbaar geheim, maar er zat iets van kerrie doorheen. Het had iets weg van een Indiase curry en was echt niet te versmaden.

Ik weet niet wat er met onze lijven aan de hand is, maar we hebben vooral de laatste week heel veel trek. Als we eten, lijkt het wel in een holle kies te verdwijnen. Nu ook. De schaal likten we nog net niet af, maar een toetje paste er wel bij.

‘Ik zou graag een zoete-aardappelcake van u willen.’

Baas: ‘Nee. Zoete aardappel is slecht. Dat eten we niet hier. Wel in het noorden, maar niet hier. Nee, zoete aardappel heb ik  niet. Dat krijg je niet.’

Ik: ‘Oké? Andere cake dan? Heeft u een kaart met toetjes?’

Baas pakte de kaart, opende hem bij de toetjes en wees het rijtje aan. ‘Deze heb ik niet. Deze ook niet. Deze ook niet. Deze wel. Fruit, dat heb ik. En deze ook. Die is heerlijk. Very good.’

Ik had geen idee wat hij aanwees, maar het leek me prima. ‘Die neem ik.’

Baas: ‘Nog wat drinken?’

Ik: ‘Ja! Een kopje thee graag. Muntthee.’

De verbazing op zijn gezicht. ‘Thee drink je als je ziek bent’, zei hij opnieuw, met een toon alsof hij het nu voor de duizendste keer gezegd had. Hij draaide met zijn hand rondjes over zijn buik. ‘Thee drink je alleen als je pijn in je buik hebt. Heb je pijn in je buik?’

Ik: ‘Nee…’

Baas: ‘Dan geen thee. Koffie?’

Vooruit dan maar. We nemen koffie. Prima.

Na de koffie en wat bleek een heerlijke slagrooom-ijstaart rekenden we af: 38 piekies. Heerlijk. Daarna was het nog tien kilometer naar Aljezur, de eindbestemming van de dag, waar we natuurlijk naartoe vlógen met ons buikje vol garnaaltjes en witte wijn. Wat een ongelofelijk lekkere lunch!

Aljezur

In Aljezur aangekomen gingen we eerst maar naar ons hostel. Douchen, wasje doen. Daarna hadden we nog wel wat energie over om een bezoek te brengen aan het kasteel. Het Castelo de Aljezur, dat hoog bovenop de heuvel staat, was van de Moren tot het door de Christenen werd veroverd in 1249. Het verhaal gaat dat de soldaten die het kasteel veroverden, hun buikje net rond hadden gegeten aan een stoofpot van Portugese bonen en zoete aardappel, en daardoor de energie hadden om de verovering klaar te spelen. En daarom is de zoete-aardappelcake hier een lokale lekkernij. Behalve bij onze chagrijnige baas dan. Die vindt zoete aardappel slecht. Misschien kent hij de waarheid van het verhaal: zoete aardappel werd namelijk pas twee eeuwen later ontdekt, in Amerika, en dus kan het niet waar zijn. Waar zo’n verhaal dan vandaan komt?… Iets anders wat dit kasteel bijzonder maakt, is dat het één van de zeven kastelen is die staan afgebeeld op de Portugese vlag. Cool hè?

We hebben er net een kijkje genomen en Piet heeft natuurlijk weer prachtige plaatjes geschoten.

Oké vooruit, dit plaatje heb ik geschoten. Maar wel met aanwijzingen van Piet 🙂

Nu zitten we aan het diner: de sandwiches die we vanochtend al gekocht hadden in Odeceixe. Best lekker. Maar het háált het niet bij onze lunch, die toch wel echt de boeken in gaat! Vooruit, de baas was chagrijnig, maar wat wil je, thee en rode wijn bij je camarão. Tsssss.

Slapen: Bij Amazigh Design Hostel, € 40 voor een tweepersoonskamer met badkamer. Het is de eerste accommodatie die we treffen die echt lekker warm is. Fijn!

Over de schrijver

Marlies

Niets zo leuk als wandelen. Als ik wandel, voel ik me op z'n fijnst: mijn lijf aan de slag, mijn hoofd in de ruststand. Maar wat ik ook heel leuk vind, is schrijven. En op deze blog komen die beide passies samen: schrijven over wandelen. Dat dat hier kan, is een groot cadeau. En dat jij meeleest, is een minstens zo groot cadeau. Dus welkom op deze blog! Laat me vooral weten wat je vindt! Oh, en we hebben ook een account op Polarsteps, Facebook en Instagram. Mocht je exact willen zien waar we uithangen, of meer foto's bekijken en minder geouwehoer lezen. Kan allemaal :)

No reacties