Gisteravond bij José was echt een feestje. Ze haalde ons op uit Sézanne in haar oude, brakke Peugeot en nam ons mee naar haar huis in Vindey. Een middelgrote woning met een enorme garage eronder waar een wasruimte en een slaapkamer was gebouwd. Die was voor Pieter en mij. Boven was een badkamer, WC, Jerômes kamer en die van José, plus een enorme woonkamer en ruime keuken. De ruimte ademde vriendelijkheid, vol met foto’s, tekeningen van haar drie kleinkindjes en veel kleur. José is een geboren gastvrouw. We hadden onze rugzakken nog niet afgezet of ze riep al dat we ál onze kleding aan haar moesten geven en dat ze het voor ons zou wassen. Ik keek haar aan met een blik van: als alles in de was zit, wat moet ik dan dragen?! Maar daar was ze op voorbereid: ze opende een kast en hup, een t-shirt voor Pieter en een lange witte nachtpon voor mij. Zo zaten we een kwartiertje later in haar tuin, met een biertje voor ons en een bakje pinda’s. Ik in mijn nachtpon, Piet in zijn blauwe t-shirt met V-hals. Ons wasje was beneden aan het draaien en José was druk in de keuken.
De zon scheen zijn laatste stralen toen ze naar buiten kwam met een fles Ratafia, een typisch aperitief uit de Champagne-streek, gemaakt van druivenmost. Een beetje als Port. Wilden we daar een glaasje van? Oh ja zeker, José, dat lusten wij wel. Lekker, mjam gewoon! Tijdens het eten (aspergesoep, smul) bepte ze honderduit over haar familie, over pelgrims, over haar leven daar, haar kids, haar overleden man, hoe verliefd ze is op haar jongste kleinkind (van 16 maanden, een schatje, moesten we natuurlijk video’s en foto’s van bekijken, je snapt het) en haar zus. Ik tolkte een beetje voor Pieter en Jerôme, en na een heerlijke linzenschotel en als toe een kaasplank (smikkel!) was het richting bed. Maar eerst moesten we de kleding van de lijn halen die droog was. ‘Als het nog nat is, laat je het hangen hoor! Dan hang ik het op in de droogruimte.’ De kleding was semi-droog, droog genoeg om in de slaapkamer neer te leggen. Maar toen we beneden waren in onze kamer, kwam ze binnen en voelde aan mijn sokken. ‘Dit is helemaal niet droog!’ ‘Jawel joh’, wierp ik tegen, ‘droog zat.’ ‘Helemaal niet’, zei ze, ‘je hebt tegen me gelogen, het is niet droog.’ Oei, gingen we nu ruzie krijgen over de was? Ik lachte naar haar en zei: ‘Je hebt gelijk, het is bijna droog, maar we houden het in onze kamer. Morgen is het droog, je zult het zien.’ Ze haalde haar schouders op, wenste ons goedenacht en ging naar boven.
Vanochtend stonden we na een heerlijk ontbijt weer in de garage, klaar om weg te gaan. ‘Is alles wel droog?’ vroeg ze me. ‘Alles is droog, geen zorgen.’ Ze keek me schuin aan en zei toen tegen Pieter: ‘Ze heeft tegen me gelogen. Je moet van haar scheiden. Ze is slecht nieuws. In de prullenbak ermee!’ Pieter verstaat bar weinig Frans, maar gek genoeg kent hij het woord poubelle wel. Hij keek haar aan, keek naar mij, en begon heel hard te lachen. ‘Oui! Oui! Dans la poubelle!’ Nou ja, zeg!
We namen afscheid van haar met een dikke knuffel en veel bedankjes. Merci José, voor alles! Jerôme maakte nog een zeer slechte foto en toen gingen we op pad. De weg was weinig interessant. Alleen maar door de velden, over tractorpaden. Wel vonden we na 7 kilometer een wasmachine langs het pad (hoe? waarom?) dus dat was een perfecte plek om even te pauzeren. Daarna werd het warmer en warmer, en toen we bij Anglure in de buurt kwamen, stelde ik voor om het stadje even te doorkruizen. Wellicht was er ergens een bar open? Natuurlijk niet Marliesje, niet op zondag! Maar wel twee mooie bankjes die op ons stonden te wachten. Heerlijk!
Daarna was het nog 4 kilometer naar André en Agnes, onze gastheer en -vrouw voor vanavond, langs de l’Aube. Wat een ramp! Honderden, duizenden muggen die het op ons voorzien hadden. We sloegen onszelf en elkaar, zetten het op een rennen en liepen al vloekend en scheldend op al die muggen het dorp binnen, waar Agnes al op ons stond te wachten. Ze was minstens zo lief als José en wilde – voordat we een douche namen – dat we een biertje met hen dronken in de keuken. Daar zeggen we geen nee tegen! Anne was er ook, die vrouw die zo weinig toeschietelijk is, en met zijn zessen hebben we net heerlijk gegeten. Agnes vond het maar wat ingewikkeld, een vegan en een vegetariër in huis, maar het eten was verrukkelijk en ze had heel lief voor Anne speciaal een vega quiche gemaakt, voor Pieter, mij en hunzelf een gewone met spekjes, en voor Jerôme niets. Dat bleek toch te ingewikkeld, een quiche zonder ei of kaas. Snap ik helemaal. ‘Het is een aparte man, die Jerôme’, fluisterde ze me toe. Helemaal gelijk, Agnes, dat is hij. Maar zijn alle pelgrims stiekem niet een beetje apart?
Slapen: bij Agnes en André Benoist: +33 326 80 02 87. 1 Rue du Canal in Bagneux. Heel aardige mensen. Spreken geen woord over de grens maar dat maakt niets uit.
PS Vind je het leuk om onze nieuwsbrief te ontvangen? Laat maar weten, dan sturen we je eens per week of zo een overzicht van een aantal posts.
PS II We zitten ook op Instagram en op Polarsteps, mocht je ons daar willen volgen. Leuk!
No reacties