Dag 50 Camino de Santiago: Saint Prix – Larochemillay, 18km

2

Gisteren hadden we je al verteld over onze accommodatie: in de tipi bij Julien. Hij zou voor ons koken, had hij ons beloofd. ‘Ik geef van 19.30 tot 20.30 uur nog een cursus, dus ofwel ik maak wat voor jullie klaar zodat jullie om 18.00 uur kunnen eten, ofwel we eten samen maar dan om 21.00 uur.’ Lastig. ‘Doe toch maar 18.00 uur.’ We blijven Nederlanders, after all. Half zes piepers op tafel!

Als ik om 17.30 uur de common area van de mini ferme binnenloop, staat Julien aardappels en worteltjes te borstelen in het kleine keuken. ‘Kan ik helpen?’ vraag ik hem, eigenlijk een beetje erop rekenend dat hij zegt: nee joh. ‘Oui bien sûr’, antwoordt hij. Oeh leuk! ‘Snijd de worteltjes maar doormidden, en de aardappels in kleine stukjes.’ Dat kan ik. Hij gaat de worteltjes glaceren. Geen idee wat dat is. ‘Ben je chef?’ vraag ik hem. ‘Nee, helemaal niet. Maar een gast van me ooit was een chef, en die heeft me geleerd hoe ik wortels glaceer. Heel simpel. Kijk maar.’ Hij gooit boter bij de wortels, een enorme plens water en een paar lepels honing, en dan gaat het op het vuur. Even later zie ik hoe de worteltjes in het water staan te koken, en weer later zet hij de koekenpan op tafel, met daarin de worteltjes die liggen te glimmen in de honing. Intussen praten we over onze wandelplannen, en vertelt hij dat hij in 2014 een Tour de France heeft gewandeld: 6000 kilometer Frankrijk rond! Ongelofelijk. Heeft hij een jaar over gedaan, waarbij hij 5 euro per dag uitgaf. Hij liep voor een stichting waarvoor hij 10.000 euro ophaalde, en vol trots laat hij het boek zien dat hij erover gemaakt heeft, met teksten en foto’s. Wat een coole onderneming zeg! Samen met de worteltjes komt ook de pan met gebakken aardappeltjes op tafel, en dan vraagt Julien: ‘Willen jullie een omelet?’ En of wij dat willen! Hij verdwijnt even en komt dan terug met vijf eieren in zijn hand. Van de kipjes die achter de kassen aan het scharrelen zijn. Amper vijf minuten later zet hij een omelet op tafel, waarop hij bloempjes heeft gelegd!

Bloempjes op de omelet!

We laten het ons enorm smaken. Wat een heerlijke maaltijd dit. ‘Ik denk na over een concept, waarbij ik een kok inhuur en dan vijf grote tafels of zo dek en mensen uitnodig om bij me te komen eten.’ In Nederland hebben Pieter en ik dat ook ooit gedaan met onze vrienden Liselotte en Remco. Eten bij de Boer heette dat. Superleuk! Ik vertel Julien dat dat concept zeker aan zal slaan, omdat hij een geweldige tuin heeft, alles daaruit kan halen en mensen dat heel leuk vinden, eten bij de boer. Hij tovert een lach van oor tot oor tevoorschijn, verontschuldigt zich dan omdat hij een cursus van het een of ander moet geven ergens, en laat ons achter in zijn mini ferme. We kijken om ons heen, eten nog meer worteltjes en aardappels, en zijn zo blij!

Vanochtend na het verrukkelijke ontbijt – met zelfgemaakte kastanjepasta! – gaan we op pad. Het is opnieuw geen lange etappe, 18 km maar, maar het gaat ongelofelijk de lucht in en daarna weer steil naar beneden. We hebben het zwaar, de dag voelt duizend keer langer dan hij is. Foto’s maken hebben we geen zin in, kletsen eigenlijk ook niet. Nou ja, zo zitten ze er soms ook tussen, dit soort dagen. In Larochemillay is de gîte communal dicht. De mevrouw die de boel er opent, zal zich melden om 16.00 uur, staat er op het bord. Het is nu 15.00 uur, dus richting bar dan maar. Er is één restaurantje open vandaag, Petit Restaurant Maison Toussaint. Als we op het terras gaan zitten, is de voordeur van Maison Toussaint dicht. Als we aanbellen doet er niemand open. Nou ja, hier lekker zitten op een stoel met kussen en een parasol boven ons hoofd is ook al heerlijk. Toch bel ik na twintig minuutjes maar eens het nummer. Een mevrouw neemt op.

‘We zitten bij u op het terras, maar u bent er niet. U bent wel open, toch?’

‘Ja hoor, ik was even een wandelingetje aan het maken om mijn knie een beetje los te krijgen.’ Och gos. ‘Ik kom er nu aan!’

Even later komt een mevrouw het huis uit die ons een biertje en een schaaltje pinda’s voorzet. Ze spreekt perfect Engels en blijkt half Frans, half Zuid-Amerikaans te zijn (uit welk land ze komt zegt ze er niet bij). We kletsen over haar leven hier, en dat ze na 13 jaar nog steeds geen enkel contact heeft met de Fransen in het dorp. Wat?!

‘Het is een dorp! In Frankrijk!’ roept ze alsof dat moet verklaren waarom niemand haar hier accepteert. We hebben dit vaker gehoord maar het blijft toch iets bijzonders. ‘Alle gasten die ik heb zijn mensen uit Parijs, uit Nederland, uit België, overal vandaan behalve uit Larochemillay zelf. Bij de gîte ontkennen ze mijn bestaan. Daar zeggen ze dat er in Larochemillay maar één restaurant is, en dat is La Tour.’

Dat klopt. Heb ik gezien, op de website van de gîte. Dat ze La Tour als restaurant aanbevelen, en dat dat alles is wat hier is. Maar La Tour is dicht op woensdagen en daarom heb ik verder gekeken, en toen vond ik dit restaurant.

‘Ik accepteer het maar’, zegt ze gelaten. ‘Wat moet ik anders?’ Dan kijkt ze op richting de kerk en wijst naar een dikke mevrouw die daar staat te praten met wat werklui. ‘Als je de gîte in wil, moet je haar maar aanspreken. Zij is hier de burgemeester.’

Ik loop naar de dikke mevrouw toe en wacht af tot ze is uitgesproken met de werklui, die een nieuw toilet aan het installeren zijn in de kerk. ‘Weet u hoe ik aan de sleutel van de gîte kom?’ vraag ik haar. Ze vraagt of ik gereserveerd heb, en ik bevestig. ‘Dat gaat via mevrouw Chateau’, zegt ze. ‘Wacht, ik bel haar.’ Ze belt met haar telefoon op speaker, en mevrouw Chateau antwoordt. Al gauw begrijp ik dat mijn reservering niet is doorgekomen. ‘Maar je hebt toch plek?’ zegt de burgemeester. ‘Kom maar hierheen.’ En ze hangt op zonder het antwoord af te wachten. ‘Ze is over tien minuten hier. Fijn verblijf!’ Ze waggelt naar haar auto en rijdt weg. Ik loop terug naar het Maison Toussaint en zeg tegen de aardige mevrouw: ‘Mijn reservering is niet doorgekomen, geloof ik. Daarom kwam ze niet.’

‘Maak dan je borst maar nat. Die vrouw is ongelofelijk onaardig. Het is dat je de burgemeester liet bellen, anders zou ze niet komen.’ Oh oh…

Vijf minuten later komt er een ultiem chagrijnig kijkende mevrouw – weer een heel dikke – in een zwart auto’tje langsgereden. Ze negeert ons, rijdt naar de gîte aan de andere kant van het plein en opent hem met een sleutelbos met daaraan wel twintig sleutels. ‘Bonjour!’ roepen Pieter en ik overdreven enthousiast. ‘Mm’ is alles wat er terugkomt. De mevrouw van het restaurant heeft niet gelogen; deze vrouw is verre van vriendelijk. Ze neemt onze pelgrimspaspoorten boos aan, laat me zelf onze naam in het boek zetten dat ze naar me toegooit alsof ik een hond ben die ze een bot toewerpt, en dan begint ze tegen me te foeteren. Als ik ooit nog een keer kom, moet ik haar bellen! Niet reserveren via de mail! Ik sputter tegen dat ik vanochtend per mail heb bevestigd naar de mairie. ‘Die is dicht op woensdag!’ sist ze. ‘Dat kon ik toch niet weten?’ ‘Volgende keer bel je me!’ roept ze opnieuw. Naast me hoor ik Pieter mompelen: ‘Volgens mij komt er voor ons geen volgende keer hier.’

De gîte is wel heel mooi. Dat dan weer wel. Ooit woonden hier de mensen die in het kasteel in dit dorp werkten.

Dan bedenk ik me opeens dat ik haar wel degelijk gebeld heb. Vier keer. Maar er werd niet opgenomen. Vandaar mijn mailtje aan de mairie. Ik laat het haar zien op mijn mobiel en leg uit dat het daarom niet goed ging. Ze bindt iets in en laat ons dan voorgaan de trap op. Waarom ze dat doet, wordt snel duidelijk: ze komt zelf nauwelijks boven. Hanging on for dear life aan de trapleuning komt ze met een hartverzakking boven, en laat ons hijgend en puffend de slaapkamer en de badkamer zien. Het ziet er allemaal heel schoon en mooi uit, dat moet gezegd. Ik bedank haar uitvoerig, mij krijgt ze niet klein, en ze smelt nog iets meer. Ze biedt me zelfs aan om de wasmachine te gebruiken en laat zien hoe die werkt. Wat een vriendelijkheid, ik weet niet wat ik meemaak! Ik slijm nog wat meer en er komt warempel een glimlach op haar gezicht. Ze hijgt terug haar auto in en rijdt weg. We zwaaien, en ze zwaait terug. Missie geslaagd.

PS Straks gaan we weer terug naar de aardige mevrouw van Petit Restaurant Maison Toussaint, waar we een glaasje zullen drinken op Pieters moeder, die vandaag 79 jaar oud is geworden. Van harte gefeliciteerd Tineke! Proost op jou!

Slapen: bij de gîte communal in Larochemillay. Telefoonnummer: (niet mailen hè, bellen dus!) +33 386 30 47 65. Mevrouw Christine Chateau. Als je geluk hebt, tref je haar in een oké bui. Wij hadden pech 🙂

PS Vind je het leuk om onze nieuwsbrief te ontvangen? Laat maar weten, dan sturen we je eens per week of zo een overzicht van een aantal posts.

PS II We zijn ook te vinden op Polarsteps en Instagram, mocht je geen genoeg van ons krijgen.

Over de schrijver

Marlies

Niets zo leuk als wandelen. Als ik wandel, voel ik me op z'n fijnst: mijn lijf aan de slag, mijn hoofd in de ruststand. Maar wat ik ook heel leuk vind, is schrijven. En op deze blog komen die beide passies samen: schrijven over wandelen. Dat dat hier kan, is een groot cadeau. En dat jij meeleest, is een minstens zo groot cadeau. Dus welkom op deze blog! Laat me vooral weten wat je vindt! Oh, en we hebben ook een account op Polarsteps, Facebook en Instagram. Mocht je exact willen zien waar we uithangen, of meer foto's bekijken en minder geouwehoer lezen. Kan allemaal :)

2 reacties

Plaats een nieuw bericht