Gistermiddag komen we aan bij de herberg in Tábara. Het wordt gerund door ene Jose en Jose is blijkbaar heel creatief. Zodra we zijn ingecheckt, laat hij ons kiezen uit een dozijn handgemaakte kettinkjes. Welke willen jullie? Mogen we die echt zomaar hebben? Sí, cabron! We kiezen er allebei één uit en willen dan naar onze kamer, maar dat mag niet. Eerst moet la mujer (dat ben ik dus) nog een armbandje uitkiezen dat hij heeft gemaakt. Er liggen een boel leren bandjes naast een naaimachine en ik mag er een uitkiezen. Pieter ook? No, señor! Is voor las mujeres! Oké. Ik kies een mooie blauwe en hij geeft aan dat hij die voor me gaat klaarmaken. We kiezen ons bed uit in de slaapzaal met acht bedden en installeren ons.
Daarna ga ik op zoek naar de fles wijn van Victor. Die zou zijn meegegaan met de taxi die de rugzak van Jan naar dit dorp heeft gebracht. Jan zit in Hotel El Roble, dus daar meld ik me. De barvrouw praat snel, hard en onaardig. Ik begrijp dat zij niet begrijpt waar ik het in godsnaam over heb, dus ik ga ervan uit dat onze wijnfles niet bij haar ligt. Waar dan wel? Ik bel Victor. Die belooft het op te lossen. Vijf minuten later belt hij mij. ‘Jan is coming downstairs to give you the bottle’. Ik voel me een halve alcoholist dat ik drie mensen aan het werk zit om mijn fles wijn te bemachtigen, maar hé, het is heerlijke wijn en ik zou het zonde vinden als die ergens over vijf jaar in een hoekje van een hotelkamer wordt teruggevonden. Toch? Ik loop naar het hotel terug en zie Jan daar al. Die was zo ongelofelijk moe na de wandeling dat ze volledig is ingestort op haar kamer. ‘I think the barlady thought I was having a heart attack’, zegt ze. Om eraan toe te voegen: ‘I thought I was having a heart attack!’ Ik voel me schuldig dat ze voor mij naar beneden moest komen, maar het boeit haar niets. ‘I had a nap. I feel fine. Enjoy your wine!’
Ik neem de wijn mee naar de herberg en bij het diner zet ik hem op tafel om te delen. Aangezien we met zestien mensen zijn, is het voor enkelen van ons een klein slokje, en dan is de fles leeg. Maar wie de wijn probeert, vindt hem zonder uitzondering heerlijk. Na het diner laat Jose een soort koekblik rondgaan waaruit we allemaal een briefje moeten pakken. Erop staat een spreuk, of een wijsheid. Om te mediteren, voor onderweg. Wat leuk! Daarna komen kleine glaasjes op tafel en dan drie verschillende soorten schnaps. We verdenken Jose ervan deze zelf gemaakt te hebben, maar ik blijf er weg van. Pieter probeert een glaasje appelschnaps, er is er een met sinaasappel en een met amandelen. Hoe meer de mannen om ons heen de schnaps proeven, hoe meer moppen er getapt worden. Voertaal is Spaans dus veel verstaan we er niet van, maar het doet de sfeer zeker goed, deze borreltjes.
Rond 21.15 is het dan te bed voor wederom een doorwaakte nacht. Hoeveel van dit soort nachten kan een mens eigenlijk aan voordat ie omvalt? Ik slaap sowieso vaak slecht, maar dit slaat werkelijk alles. Nou ja, zo lang ik nog elke dag kan wandelen, moet ik maar niet klagen. Daarbij is het de komende drie dagen hetzelfde laken een pak, want de dorpjes waar we slapen zijn zo klein, dat er alleen maar een herberg is met slaapzalen, en verder niets.
Zo ook vandaag. We lopen naar een ieniemienie dorpje genaamd Santa Marta de Tera (de Tera is de rivier waaraan het ligt), en er is hier niets. Geen supermarkt, geen bar. Alleen een herberg met slechts 12 bedden, en bij binnenkomst in het dorp blijkt er ook een restaurant te zijn. Maar die is pas open sinds gister dus daar wist niemand iets van. Omdat er maar 12 bedden zijn, we gisteren met 14 pelgrims waren en er in Tábara ook nog een hotel en nóg een herberg was, hebben we een klein beetje stress. Toch proberen we ons niet op te laten jagen. We gaan niet jakkeren voor een bed. Als de boel vol is, regelen we wel een taxi of zo.
Dat is wat je denkt. Wat je voelt is blijkbaar anders, want we zijn toch een beetje onrustig de hele dag. Het is mooi glooiend en dus veel klimmen en dalen, maar echt veel stilstaan, rustig foto’s nemen, naar de vogeltjes luisteren, we doen het minder dan normaal. Ook is het landschap geruime tijd vrij deprimerend doordat het in de brand heeft gestaan. Van de 26 kilometer vandaag lopen we minstens 20 kilometer door afgebrand gebied. Het is niet recentelijk gebeurd, want er groeien alweer kleine struikjes, maar de bomen zijn stuk voor stuk zwartgeblakerd. Niet om heel erg vrolijk van te worden.
Dan komen we aan bij de herberg. Die is dicht. We zien dat er mensen binnen zijn want er hangt was aan de lijn, maar niemand doet open en de telefoon wordt niet beantwoord. Antonio, een Spanjaard met wie we gister in de herberg waren, zegt dat op de site van de herberg staat dat ie open is tot 13.30 en dan vanaf 17.00 uur weer. Het is nu 14.00 uur. Dat is nog drie uur wachten, wat moeten we doen in dit dorpje? Antonio en zijn vrouw gaan naar het restaurant. Wij twijfelen even en blijven dralen bij de herberg, maar gaan dan toch ook maar die kant op. Het blijkt een poepiechique restaurant te zijn, waar wij op onze sandalen, met onze bergschoenen in de hand, met de rugzak op binnen komen. Er zitten drie mannen uit de herberg van gister aan een tafel en verder Antonio en zijn vrouw Coco. Zij schuiven meteen op en gebaren: kom er maar bij. Eén van de drie heren aan het tafeltje begint dan opeens te schreeuwen en te gebaren. We schrikken ervan maar begrijpen niet wat hij zegt. De eigenaar van het restaurant heeft intussen onze rugzakken gepakt en heel vriendelijk achter in de tent gezet, maar wat wil deze schreeuwlelijk nu van ons? Het blijkt dat hij het geen stijl vindt dat we met onze schoenen in de hand in dit restaurant staan. Ook al vind ik dat hij zich aanstelt – wisten wij veel dat we zo’n mooi etablissement zouden binnenwandelen – het raakt me wel. We zetten onze schoenen buiten en nemen enigszins van slag plaats aan tafel bij Antonio en Coco. Dan vragen we om een glaasje cava. We hebben namelijk wat te vieren: we zijn vandaag twaalf jaar samen! Maar cava heeft de meneer niet. Een glaasje wit misschien? Heerlijk. We bestellen ook een salade, kletsen fijn met Antonio en Coco – die gelukkig wél lief zijn – en gaan om 16.00 uur richting de herberg. Daar blijken we de allerlaatste bedden te hebben. Ik slaap boven een onbekend iemand – want nu niet aanwezig – en Pieter slaapt boven een tachtigjarige Duitser. Het bed boven die schreeuwende chagrijn laten we leeg. Ik ga nog liever met de taxi naar een volgend dorp dan dat ik boven die eikel slaap.
Jullie lezen het vast: ik ben een beetje emotioneel. Komt vast door die slapeloze nachten. En de overgang. Sorry…
PS Zou je het leuk vinden elke week een nieuwsbrief te ontvangen met de laatste blogs? Geef je dan op voor onze nieuwsbrief.
PS II We zijn ook te vinden op Polarsteps en Instagram, mocht je geen genoeg van ons krijgen.
No reacties