De camino geeft je wat je nodig hebt
Pieter heeft de neiging bovenstaande te pas en te onpas te zeggen. Als we bij een bakker naar binnen lopen en ze hebben er een chocoladebroodje, zal hij zeggen: zie je wel, de camino geeft je wat je nodig hebt. Ja hallo, zo ken ik er nog wel een paar! Maar vandaag was het een waarheid als een koe.
Na een fijn ontbijt bij de Norbertijnen en een leuk gesprek met frère Philippe (“Als jullie boek eenmaal is gepubliceerd, kom je dan een exemplaar brengen?” Tuurlijk, frère Philippe!) gingen we op pad. Het miezerde. Héél zachtjes. En het was warm.
Dus de hoes ging om de rugzak, maar verder liepen we gewoon in ons t-shirt en onze lange broek. En met we bedoel ik vandaag Pieter, mijzelf en onze ademhalingscoach Jérôme uit Enschede/Zeeland. Die bleek ook bij de paters te slapen en haakte vanochtend bij ons aan. Hij was vrij onbezonnen op pad gegaan en had inmiddels een totaal nieuwe rugzak inclusief zo’n beetje een totaal nieuwe inhoud, dus hij was nerveus: zou het goed bevallen zo met deze rugzak, en hoe zou zijn voet het houden? We liepen Dinant uit en hielden de Maas vandaag aan onze rechterzijde. We doken even een bos in, kletsten met een paar klimmers uit Nederland en liepen hoog boven de rivier over een koeienweide. Ik had intussen last van de schreeuwende geeuwhonger en mijn probleem is dan dat ik móet eten. NU! Dus ik keek om me heen over die glooiende weide met dikbilkoeien in de verte, en toen ontwaarde ik een stel enorme rotsblokken die speciaal voor ons neergelegd leken. Yo yo!
Schoenen gingen uit, lekker bruin brood met brie en komijnenkaas kwam tevoorschijn, en zo zaten we een kleine drie kwartier op onze rotsblokken, in de zachte miezer. Daarna ging het weer door met de trip. Door het bos – waar we een marter/wezel/hermelijn (ik zie het verschil niet) zagen – , langs het water, over een sluis. De zachte miezer werd harde miezer en toen ging toch ook maar de regenjas aan. We hadden intussen bijna twintig kilometer gedaan, we moesten er nog zes, en ik mompelde iets als “nu een bushalte tegenkomen zou toch leuk zijn, om even te pauzeren”. Een bushalte was echter in geen velden of wegen te bekennen, net zo min als een dorpje, een kroeg, een bar, een overkapping. Wel was er opeens een dixie, naast een witte schaftkeet. Piet schoot de dixie in, en onze Jérôme had het benul om de schaftkeet te proberen en verdomd: hij was open!
We konden ons geluk niet op! Hier zaten we, hoog en droog, er waren zes stoelen dus voor ieder één om op te zitten en één om de vermoeide voeten op te leggen, en de regen tikte gezellig op het dak. We konden er niet over uit; hoe was het mogelijk dat we een open, schone keet troffen precies op het moment dat ik uitsprak dat ik dolgraag wilde pauzeren? Al grinnikend aten we ons brood, de meegebrachte paprika, wat noten en als toetje een snickers, en toen ging ook de regenbroek aan want de miezer was in echte regen veranderd.
We hadden via booking.com een hotel geboekt in Givet. Het laatste deel ging over een wat ongezellige weg, waar echter een rally van oude auto’s bezig was. Met een hoop getoeter kwamen er allemaal vriendelijk zwaaiende mensen langs, wat ons weer een verzetje gaf om de pijnlijke voeten even te vergeten. Toen we ook nog een bever door het gras zagen lopen, wisten we helemaal niet hoe we het hadden.
Givet zelf binnenlopen was lichtelijk deprimerend. De staat van het ene huis was nog erbarmelijker dan het ander, een paar cafés en hotels waren dichtgetimmerd, verkeer raasde door plassen langs ons heen, en we hadden niet zo heel veel verwachtingen meer van ons hotel. Maar toen we afscheid hadden genomen van Jérôme (die ging slapen in een gîte ergens), vonden we ons hotel, en daar rook het zowaar heerlijk, de mevrouw achter de receptie sprak Engels en de kamer is perfect schoon. Ik zette kreunend mijn rugzak op de grond, liet me op een stoel vallen, deed mijn schoenen uit en zei tegen Pieter: “Oh, nu een biertje, dat zou toch verrukkelijk zijn.” Terwijl ik het zei, opende ik een kastje naast waar ik zit, en halleluja: het bleek een koelkastje te zijn waar één flesje Leffe Blond stond, dat mij toeschreeuwde: drink mij, drink mij! Lachend opende ik het flesje en gaf hem aan Pieter. “Nu mag je het zeggen. Echt!” Pieter pakte mijn flesje aan en zei, bijna plechtig, terwijl hij glimlachte van oor tot oor: “De camino geeft je wat je nodig hebt.”
Exactamundo, lieve Piet van me! Dat doet ie, dat deed ie, en deze peregrino’s zijn oh zo happy. En moe. Maar voldaan. En happy. Dat vooral. Proost!
NB De hoofdfoto is gemaakt bij de klimmers. Eén van hen, naar eigen zeggen een nogal lui tiepje, had deze bril op zodat hij recht naar voren kon kijken en toch klimmers hoog op de rots kon zien; er zitten spiegeltjes in. Staat Pieter supergoed, toch?! Prachtig.
PS Vind je het leuk om onze nieuwsbrief te ontvangen? Laat maar weten, dan sturen we je eens per week of zo een overzicht van een aantal posts.
PS II We zitten ook op Instagram en op Polarsteps, mocht je ons daar willen volgen. Leuk!
No reacties